Op een zomerse dag, toen veel muizen aan het scharrelen waren op schaduwrijke plekjes bij de oude huizen rond het plein, kwam er een bezoeker. Je zag meteen dat het een vreemdeling was. Hij had een paarse glans op zijn vacht en allemaal licht bruine sproeten op zijn kop.
Blotestaartje zag hem het eerst. Hij scharrelde rond bij de vuilnisbak in de buurt van de supermarkt. Het leek of hij iets aan het zoeken was. Nu zijn muizen natuurlijk heel vaak iets aan het zoeken, maar deze muis liep voortdurend rondjes terwijl je hem luid met zijn neus hoorde snuiven.
Blotestaartje kreeg een zenuwachtig gevoel. Ze bleef doodstil zitten met wijd opengesperde ogen. Wat zou ze doen? Wegrennen, iemand halen, net doen alsof ze niets zag….
Maar toen zag de vreemdeling háár. Hij liep regelrecht op haar af. Blotestaartjes nekharen stonden overeind en het puntje van haar neus ging op en neer. Ik ben niet bang, zei ze tegen zichzelf.
Sinds ze de gevaarlijke ontmoeting met Kraai had aangedurfd, was ze voor een vreemde muis toch zeker niet bang!
De vreemdeling zei:
-Hallo, wie is hier de baas? Ik zoek de baas.
Tja…… Blotestaartje wist niet wat ze moest antwoorden. Dát was een gekke vraag.
Gelukkig kwam Rattekop er aan, die wantrouwend naar de paarse muis keek.
-Wie is dat Blotestaartje? vroeg hij.
Nog voor Blotestaartje haar mond open kon doen, herhaalde de vreemdeling:
– Wie is hier de baas? Ik moet dringend met de baas spreken.
– Dat treft, zei Rattekop brutaal. Ik ben de baas.
Nu was dat niet waar. Niemand was de baas, zelfs Oppermuis niet. Die wist wel altijd op alles raad, maar de baas was hij niet.
Was het wel verstandig van Rattekop om dat te zeggen? Eigenlijk wist hij niet eens precies wat baas betekende. Hij zei het meer om Blotestaartje.
– Ja, knikte Blotestaartje, Hij is de baas.
– Nou, dat treft inderdaad. Mag ik me even voorstellen, ik ben Van over het IJ.
Dat klonk tamelijk indrukwekkend. Sommige muizen hadden wel eens van het IJ gehoord. Dat was een groot water, maar niemand was er ooit geweest.
-Ik ben met de pont gekomen. Ook daar snapten ze niets van. Van over het IJ … met de pont … Asjemenou … Ondertussen waren er nog een paar muizen aangekomen, die er nieuwsgierig bij kwamen staan.