Bijna iedereen was ziek in het muizenstadje. In alle gangen hoorde je gehoest, genies, gesnotter en gesnuif. Muggenzeefje had nog een paar dagen als een echte verpleegster rondgelopen om kussentjes op te schudden en dekentjes recht te trekken en lag nu zelf ook uitgeput in bed.
-We moeten wat doen, want dit kan zo niet verder. Dit is té ongezellig. We hebben nooit meer feest. Ik verveel me dood, klaagde Dikke Muis.
-Ja, zei Gappie, saai is het. We moeten wat doen, maar wat?
En in zo’n geval, als de muizen echt niet meer weten hoe het verder moet, gaan ze naar Oppermuis in de grot onder het oude huis aan de Nieuwmarkt, die op de een of andere manier altijd heel verstandig dingen zegt.
– Kom, zei Dikke Muis, laten we naar Oppermuis gaan. We nemen Oortje mee, als ze niet te ziek is. Maar Oortje was wél te ziek.
– Eh….. We nemen, nou we nemen….
Maar iedereen was te ziek om mee naar Oppermuis te gaan.
En zo kwam het dat Dikke Muis en Gappie alleen met z’n tweetjes op pad gingen.
Voor allebei was het de eerste keer. Gappie mocht nooit, omdat hij altijd zo ongeduldig was en Dikke Muis wilde liever gezellig thuis blijven bij de anderen.
– Gegroet grote Oppermuis, zeiden ze toen ze aangekomen waren, zoals dat hoorde. Ze maakten een soort buiging en daarna gingen ze bij hem zitten. Dikke Muis kuchte:
– Ahum, geachte Oppermuis, iedereen is ziek. Wat moeten we doen?
– Ze wachtten en zwegen, totdat Oppermuis iets zou zeggen. Er gebeurde niets. Je hoorde alleen de regenpijp druppelen. Drup, drup, drup.
Nou zeg, ik hoor niets, klaagde Dikke Muis. Vraag jij het eens.
– Geachte Oppermuis, zei Gappie, het is geen doen. Hoe kunnen we de andere muizen beter maken?
Doodse stilte. Alleen Drup, drup, drup.
– Hoor jij wat? ik hoor niks, alleen drup, drup, drup, zei Dikke Muis.
Gappie sprong op:
– Natuurlijk! DROP, DROP, DROP! We moeten drop halen! Dan wordt iedereen weer beter! Opgewonden sprong hij rond.
Dikke Muis keek hem ongelovig aan. Maar ja, zo gek was dat nou ook weer niet. Drop, natuurlijk, daarvan word je beter.
Meteen vergaten ze Oppermuis –ze bedankten hem ook helemaal niet- en renden naar huis. Op hun tenen gingen ze de kamer van Muggenzeefje binnen, maakten haar wakker en vertelden haar, wat ze bij Oppermuis hadden gehoord.