In het muizenstadje woonde ook een muisje, dat héél verlegen was. Hij was wel altijd overal bij, op de verjaardagen en zo, maar hij zei bijna nooit iets en bleef altijd een beetje op de achtergrond. Zingen deed hij zachtjes, maar wel mooi en vaak luisterden de anderen stiekem, omdat hij anders op zou houden. Mus, zo heette hij, was in een goed humeur zijn kamertje en zijn stukje van de gang aan het dweilen en neuriede onderwijl een oud schoonmaakliedje:
Plomp plom plast, wiebeldewast
Met een dweil en een waterkwast
Met een bezem en een stoffer en blik
Ga opzij, want hier kom ik
Toevallig kwam Ponny voorbij. Hij had het liedje verderop in de gang al gehoord en floot zo’n beetje mee. Zijn haar hing in zijn ogen en hij lette helemaal niet op de natte vloer.
-Hallo Mus, lekker poetsen?
Nu moet je weten, dat Ponny zelf nooit schoonmaakte. Hij spaarde altijd iets lekkers op en dan liet hij iemand anders het doen, die dan dat lekkers kreeg. Extra kaas of chocola bijvoorbeeld. En daarom wist hij er ook niets van. Hij ging dan ook niet opzij, maar liep gewoon met zijn grote platvoeten over de natte vloer van Mus. Stap, stap, stap, allemaal afdrukken op de schone vloer.
– Nou hoor, piepte Mus. Kijk nou eens wat je doet Ponny!
Ponny keek om.
– Nou ja, is dat zo erg?
– Nu moet ik weer overnieuw beginnen door die stappen.
-OK, zei Ponny, geef mij maar dat zwabberding, dan doe ik het even. Zo gebeurd.
Met grote uithalen zwaaide Ponny met de natte zwabber zodat het spatte tegen de muren.
– Stop, stop, zo maak je het nog erger. O, de muren. Stop, ga weg. De vloer was drijfnat geworden.
– Wat maken jullie voor lawaai?
De buurvrouw van Mus, Oortje, kwam aanlopen. En roetsj, voordat ze het wist, was ze uitgegleden en viel ze languit op de natte vloer.
– O, o, sorry, Oortje, sorry. Riep Ponny, die meteen op haar af schoot. Hij wilde haar overeind helpen, maar het lukte niet.
– Het gaat niet, mijn staart zit klem.
Mus kwam dichterbij.
– Ja Ponny, kijk, haar staart zit tussen een plank.
– Doet het pijn? Vroeg Ponny,
– Ja, zei Oortje, het knelt.
Ze zaten met zijn drieën op de natte vloer, en keken naar de staart van Oortje, die in een spleet tussen de planken van de vloer vast zat.
– Deze plank zit los. Wacht, ik kan hem misschien schuiven. Heb jij iets Mus, wat ik ertussen kan zetten?
Mus ging zijn kamertje binnen en kwam terug met een lepel. Het was een theelepel van Café Restaurant de Waag.
– Hoe kom je daar nou aan? Vroeg Ponny
– Die heb ik ooit eens gewonnen, zei Mus verlegen, bij een wedstrijd.
– Jij, iets winnen bij een wedstrijd? zei Ponny. Maar Oortje zei streng.
– Dat kan best Ponny, hou je mond en doe liever iets! Mijn staart moet los. Au!
……………………………………..
– Ponny tuurde aandachtig door de smalle spleet in de vloer. Verbeelde hij het zich of zag hij echt een beetje licht uit de vloer komen?
– Kom eens kijken Mus, zie jij wat ik zie?
Mus zuchtte en zette zijn zwabber tegen de muur. Hij wreef over zijn voorhoofd. Hoe moest hij dat uitleggen aan Ponny? Ging hij maar weg.
– Kom, laten we de spleet nog iets groter maken Mus, ik wil het zien.
– Nee! piepte Mus met een ongewoon hoog stemmetje, Ga weg, ik moet dweilen.
het woord periscoop komt uit het Grieks: peris=rondom en scoop=kijken,
dus een rondom-kijker, waarmee je over iets heen kunt kijken
of waarmee je kunt kijken zonder dat je gezien wordt.
Karl von Drais vond ook nog de typemachine uit.
Op internet vind je hoe je zelf een periscoop kunt maken.