deel 6 het busje

Alles is groen……..Hoe kan dat nou?

Iedere dag kwam er een busje het plein oprijden nog voordat het Restaurant Café in de Waag open ging. De bestuurder stapte uit, deed aan de zijkant van de bus een klep open en dan was het een winkel. Zodra het busje open was, steeg er een heerlijke geur op van gebrande noten en pindakaas.

Dat was de Pindaboer, zoals hij zichzelf noemde. Soms hoorde je hem roepen: Vers gebrande noten, zelf gemaakte pindakaas! En dat wilden de mensen wel. Hij had veel klanten.

De muizen kenden de lucht maar al te goed. Zij moesten ervan watertanden, maar hoe het precies proefde, wisten zij niet.

Vlak boven het holletje van de broertjes Schrammie en Knoop was zijn parkeerplaats.

Vandaag waren ze, toen ze het busje hoorden aankomen, door de gangen naar boven gerend en in een hoekje gaan zitten kijken naar die rijdende winkel, die zo lekker rook.

Ze zagen, hoe de Pindaboer uit een groot vat pindakaas schepte in kleine bakjes. Die verkocht hij aan de klanten.

– Hé wat doen jullie hier? riep Kruiskop, die daar langskwam. Toch geen kattenkwaad aan het uithalen, hè?  

De broertjes keken hem verbaasd aan: kattenkwaad, wat is dat?  

Ernstig legde Kruiskop uit, dat dingen doen, die je niet mocht, kattenkwaad was.

-Maar hoe weet je nou precies, wat je wel of niet mag? vroeg Schrammie.                                                             

-Ja, eh, stotterde Kruiskop, nou ja, eh, dat moet je maar aan je moeder vragen. En hij liep snel door, voordat er nog meer ingewikkelde vragen kwamen.

Kattenkwaad. Schrammie en Knoop keken elkaar aan: Wat een goed idee. Spannend! En het had niks met een kat te maken, dus zó erg zou het wel niet zijn.

-Weet je wat? zei Schrammie, we gaan pindakaas pikken. We halen gewoon ook iets uit dat grote vat en nemen het mee naar huis.                              

-Nou, zei Knoop, dat is veel moeilijker dan je denkt, hoor! Hoe kom je in dat vat en dan is het diep en dan kan je erin vallen en dan weet ik niet hoe ik je eruit moet halen en dan val ik er misschien ook wel in en dan doet ie de deksel dicht..en..en..en….                                              

Ze rilden alle twee bij dat idee. Ze waren echt nog geen volwassen Waagmuizen. Nee, het moest iets heel eenvoudigs zijn. Makkelijk kattekwaad. 

Ze wisten, dat de Pindaboer af en toe even het Restaurant Café in de Waag binnen ging. Dan kwam hij vaak naar buiten met een kartonnen bekertje. En als hij dat dan had leeggedronken, gooide hij het in de prullenbak. Als ze in zo’n bekertje nou eens pindakaas konden krijgen.

Of een klant moest zijn bakje laten vallen, omdat hij struikelde over een hond, die wegrende, omdat zij hem bang hadden gemaakt.

Of, of, of……

En zo zaten ze de hele lange dag te fantaseren. Maar al het kattenkwaad, dat ze konden bedenken was veel te moeilijk.